
Dooie boel
Ooit maakte ik schoon bij mensen thuis; een poetsmiep was ik. Toevallig kon ik dat behoorlijk goed en had daardoor volop klandizie. Zoveel zelfs dat ik mijn lunch genoot op de fiets terwijl ik mij verplaatste van het ene werkhok naar het andere. Ik mocht niet klagen, het was bittere financiële noodzaak. De noodzaak was er al snel af, het geld bleef binnenstromen.
Mensen die mij een beetje kennen weten inmiddels dat ik (bijna) overal de draak mee steek. "De humor ligt op straat, meneer Sonneberg", aldus Wim Sonneveld. Gelijk had hij. Mensen die mij niet zo goed kennen, reageren nogal eens wisselend op mijn humor. Zo ook iemand voor wie ik het huis schoonmaakte. Een kakker, een snob, een omhooggevallen niksnut, een blaaskaak, oftewel een kutwijf. Het schoonmaken van haar huis was onbegonnen werk; elke keer was weer dezelfde bende. Ik werkte tweemaal drie uren in de week en nog was er geen doorkomen aan. Bij sommige huishoudens moet men nou eenmaal de voeten vegen voordat men naar buiten gaat. Alles wat vastgepakt wordt, mag behouden worden; het blijft aan de handen vastzitten.
Ik verbaasde mij telkens hoe drie mensen in een paar dagen tijd zo'n smeerboel konden maken. De 'volwassen' zoon was nog de ergste. Overal resten voedsel en kleding, een uitgewoond nest om maar niet te praten over wat ik eronder vond. In de douche trof ik een zandbak aan met daarin zijn verloren gegane kinderen. Ik mopperde en schold geloof ik meer dan dat ik ooit daarvoor gedaan heb.
Een van de ochtenden was onvergetelijk. Hilarisch ook. Ik hoefde niet meer te stofzuigen, want mevrouw had een stofzuigrobot gekocht. Een ronde! Die komen het beste in alle hoeken! Het enige wat ik nog moest doen was een beetje afstoffen en de kussens van de bank opschudden. Volgens mevrouw was haar huis dan schoon. Ze had er die bewuste dag flink de pest in omdat haar man te veel werkte, te weinig thuis was blah blah blah. Ze vertelde mij dit op een toon alsof het mijn schuld was. Ik was zowel voetveeg als klankbord. Wat kon mij het schelen, het betaalde lekker. De klok tikte gewoon door dus hoe langer zij jammerde en klaagde, hoe meer ik verdiende. Na haar gezanik, ging ik die ochtend in flinke vaart met een in sterk chloorwater doordrenkte doek over de vensterbanken en alles wat zich daarnaast aanbood. Lag de laatste vensterbank, die ik onder handen wilde nemen, vol met vliegen. Ongeveer dertig stuks. Geen stofzuiger en geen stoffer en blik in huis, want dat was volgens mevrouw door dat nieuwe zuigding allemaal niet meer nodig. Ik vloekte een keer (kan ook een aantal keren vaker geweest zijn) waarop ze mopperend terug de woonkamer in kwam snellen met de mededeling dat ik altijd zoveel zeurde en jammerde.
'Het is hier één grote dooie boel,' knauwde ik.
Ik heb haar nooit meer gezien.