Mannen

 

Hij rook naar opgedroogd zweet. Zo zag hij er trouwens ook uit, als opgedroogd zweet. Een man met een uitstraling van een lantaarnpaal op klaarlichte dag.
Ik begon me af te vragen waar ik in vredesnaam mee bezig was. Moet er nou echt zo nodig een vent in mijn leven? Het is al die voorgaande keren alleen maar gezeik en ge-etter geweest. De seks was niet bepaald van hoogstaand niveau, als er überhaupt al wat stond. Al mijn mannen leken wel bekeerde homo’s, ze wilden allemaal anaal gaan. Mij fatsoenlijk bevredigen zat er nauwelijks bij. Alsof ze niet wisten hoe dat moest. Gelijk rammen in die ster.

Als deze zweetlap net zo is, kan ik net zo goed gelijk de hand aan mezelf slaan. Misschien is dat wel de beste oplossing voor alle problemen. Geen gezeik en geen gezoek meer. Gewoon de hand aan mijzelf slaan en het liefst met een vlijmscherp mes. Dat schijnt het minst pijnlijk te zijn. Maar ja, om nou voor een vent mijn leven te geven zie ik ook weer niet zitten. Bij de vorige achttien kerels dacht ik daar niet eens over na. Waarom zou ik me nu door dit meurlapje gek laten maken, ik lijk wel gek.

Over kerels gesproken, geen van allen bleek een echte vent. Eigenlijk waren het allemaal watjes. Niet van die types waar je bij roept: ‘Wat een staafje.’ Nee, een echt wattenstaafje, soft tops ten top. Er zat een mislukte psycholoog tussen die zijn heil had gevonden als maatschappelijk werker. Ik kan je vertellen dat hij aan werken al een broertje dood had en schappelijk was hij ook alles behalve. Een lul met vingers was het. Er zat ook een onderwijzer tussen. Ja, zo’n echte ouderwetse onderwijzer. Eentje die overal een aanwijsstok bij moest gebruiken. In bed moest ik hem aanwijzen waar hij mij moest raken. Over de overige kweentjes kan ik maar beter niet praten. Het is te triest dat ik daar enige energie ingestoken heb.

Nu zit ik hier met Meurdok. Hij zegt dat hij arts is in het Medisch Centrum. Dat kan natuurlijk weleens van pas komen. Poen zal hij ook zat hebben, hoewel dat duidelijk niet aan deodorant of wasmiddelen wordt uitgegeven.

Hij heft zijn lege glas en knikt naar de serveerster. Ze brengt ons direct nog twee glazen koud tapbier. Als ze iets voorover buigt om de glazen neer te zetten, kijkt ze mij diep in mijn ogen. Er gaat een tinteling door mij heen. Ik kijk naast mij naar mijn potentiele minnaar en krijg acute braakneigingen. Weg is het lekkere gevoel in mijn donder. Ik snauw de sukkel toe dat er een stukje in zijn neus zit. Een stukje van zijn vinger wel te verstaan. Van een beetje avontuur ben ik absoluut niet vies en van zelfontplooiing al helemaal niet, maar omdat nou via de neusholten te doen gaat mij iets te ver. Ik heb het er helemaal mee gehad. De ene stumper doet niet onder voor de andere.

De serveerster laat zich Gerda noemen. Ze is een lekker wijf en ik denk dat ik gewoon lesbisch word. Afgelopen met al die niksnutten.

Wij vrouwen zijn toch overal beter in; in bed, in het huishouden, in vreemd gaan én in voetbal.